1304 - 1456
De Heren van Putten regeerden over hun heerlijkheid vanuit het hofcomplex in Geervliet. Toen de heerlijkheid aan de Graaf van Holland was vervallen, verbleef de Ruwaard van Putten er. De Heerlijkheid Putten omvatte aanvankelijk het eiland Putten en delen van IJsselmonde, de Hoekse Waard en Flakkee. Door te trouwen met Aleyd van Strien wist de Heer van Putten, Nicolaas III, zijn grondgebied uit te breiden met Strijen, een deel van de Hoekse Waard en een stukje in Noord-Brabant (Klundert en Zevenbergen).
Nadat zijn kasteel Puttenstein (nabij Heinenoord) in 1304 door een aanval van Vlamingen was verwoest, verplaatste Nicolaas III zijn hofhouding naar Geervliet. Vanuit het dorp, dat in 1381 stadrechten verwierf, werd het omvangrijke gebied bestuurd. Uiteraard profiteerde Geervliet van de macht en rijkdom van de Heer van Putten. Zo werden er in de kerk tien kanunniken aangesteld. Dat waren geestelijken die voor het zieleheil van Nicolaas en Aleyd dienden te bidden, en ook voor dat van hun voorouders en vier dochters. Nadat Nicolaas in 1311 en Aleyd in 1316 overleden, werden hun lichamen in de kerk begraven. De indrukwekkende graftombe is nog altijd aanwezig. De boerderij waarnaar heer Nicolaas in 1304 was verhuisd, was al snel verbouwd tot een heus kasteel: het Hof van Putten. In de loop der jaren werd het steeds verder uitgebreid met muren, torens, grachten, woonruimten en een rechtszaal. In 1456 moest Jacob van Gaesbeek de heerlijkheid vanwege diepe schulden verkopen aan de Graaf van Holland. De graaf had geen tijd om Geervliet te bezoeken om de financiële zaken te regelen en verdachte misdadigers te berechten. Er werd dan ook een plaatsvervanger aangesteld: de Ruwaard van Putten. Dat was een goedbetaald baantje en kwam in handen van adellijke families. De bekendste Ruwaard van Putten is zonder twijfel Cornelis de Witt, die de functie van 1654 tot 1672 bekleedde. De edelen bezochten Geervliet zelden; het werd op den duur gebruikelijk dat de Ruwaard ook weer plaatsvervangers stuurde om belastingen te innen en de rechtspraak uit te voeren. Aangezien zowel de Heer als de Ruwaard niet meer op het Hof woonden, maar veelal in Den Haag verbleven, raakten de gebouwen langzamerhand in verval. Niemand wilde het onderhoud betalen, zodat het immense complex tot ruïne afbrokkelde en tenslotte werd gesloopt.
Zou Cornelis de Wit Ruwaard zijn geweest van Waarloos?
Er bestond een paardenfokkerij op Eertbrugge
Met dank voor uw antwoord
Daniel Peten
6.7.2017