9 Het ontstaan van polders

09

Ca. 1200 – 1600

Dijken beschermden het land tegen overstromingen. In 1355 bezegelde Machteld van Voorne de bedijkingsakte voor Oudenhoorn, waarna weer een stukje land kon worden ingepolderd. De eerste polders die omstreeks 1200 werden bedijkt waren klein en hadden een ringdijk. Voorbeelden hiervan zijn Heenvliet, Zwartewaal en Abbenbroek. Vanaf die polders werden nieuwe dijken gelegd, zodat er stapsgewijs steeds meer land werd ingepolderd. De latere polders waren groter en bovendien met rechte wegen en sloten veel planmatiger ingericht.

Het gorzengebied De Oosthoek was door kreken verdeeld in Hellevoeterland, Smeethil, Die Hoorn en De Ruygte. In 1220 had het klooster Ter Doest het gebied van Dirk van Voorne gekregen en in 1314 kocht Gerard van Voorne het weer terug. Gedeelten ervan werden vervolgens ‘verhuurd’ aan familie en vrienden van de Heer van Voorne of aan de lokale bewoners. Ze kregen toestemming er schapen te laten grazen en het riet dat op het gors groeide te snijden en te verkopen. In 1351 gaf Machteld van Voorne de Oosthoek in erfleen aan Floris van Borselen. Deze ridder had grootse plannen met de streek: hij wilde het inpolderen. Op 21 februari 1355 werd door Machteld van Voorne de bedijkingsakte bezegeld. Hierin werden de rechten en plichten van de bedijkers opgesomd en werden zaken als strafrecht en belastingen geregeld. De inwoners moesten jaarlijks van alle oogsten en het jonge vee een tiende deel aan de Heren van Borselen afdragen. Floris van Borselen moest hiervan op zijn beurt een deel aan de Heren van Voorne afstaan, jaarlijks een vast bedrag van zo’n honderd pond. Floris van Borselen werd ambachtsheer van Oudenhoorn, wat inhield dat hij onder meer de schout en schepenen mocht aanstellen, evenals de schoolmeester en de pastoor. Bovendien had hij het recht bepaalde belastingen te innen. Nadat de elf kilometer lange dijk was aangelegd, werd begonnen aan de ontginning van het land: er werden sloten gegraven en wegen aangelegd. Voordat het land geschikt was voor landbouw moest het zout op natuurlijke wijze door regenwater uit de grond worden gespoeld. In het midden van de polder werd tenslotte een kunstmatige heuvel opgeworpen, die als toevluchtsoord diende in het geval dat er zich alsnog een overstroming voordeed. Hierop werd de kerk gebouwd en in de loop der tijd groeide er het dorpje Oudenhoorn omheen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

*

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>